Uitdaging wordt maatschappelijke innovatie

02/11/2011 OM 00:00 - Luc Willemijns
Placeholder

Het agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT), sinds vorig jaar een extern verzelfstandigd agentschap (EVA), viert deze maand zijn twintigjarig bestaan. Waar voorheen de focus zwaar op sterk technologisch gerichte research & ontwikkeling lag, ruimde de term technologie in 2007 de plaats voor het begrip innovatie. Die innovatie wordt meer en meer gepercipieerd als een mogelijke oplossing voor maatschappelijke uitdagingen allerhande. Tegen die achtergrond belandt men al snel in de context van open innovatie. Administrateur-generaal Veerle Lories schetst, samen met haar directieteam, de belangrijkste evoluties in een wereld die meer dan ooit tevoren door kennis wordt gedreven.

De Vlaamse regering maakte voor het IWT zopas 14 miljoen euro extra vrij binnen zijn begroting 2012. Dat brengt het totaalbudget voor het agentschap op 324 miljoen euro.

De bijkomende fondsen zullen worden aangewend voor bedrijfsprojecten (8 miljoen euro), strategisch basisonderzoek (2,5 miljoen euro, inzonderheid voor de stimulering van internationale samenwerking), de Baekeland-mandaten (2,45 miljoen euro, met focus op de mobiliteit van onderzoekers, ook van buiten de Europese Unie) en toegepast biomedisch onderzoek met maatschappelijke finaliteit (1 miljoen euro).

Voornoemd totaalbudget omvat ook de financiering van een aantal initiatieven van de Vlaamse regering, zoals de competentiepolen, de co-financiering van Europese projecten, zoals Innovatief Aanbesteden, de proeftuinprojecten en dies meer.

“Opdracht van het IWT is innovatie in Vlaanderen te stimuleren, meer bepaald die innovatie die gebaseerd is op kennisopbouw en -ontwikkeling bij de betrokken organisaties (zowel bedrijven als onderzoeksinstellingen) en intermediaire organisaties,” steekt Veerle Lories van wal.

Het innovatiepotentieel van het Vlaams bedrijfsleven kan zeker nog worden versterkt, meent de administrateur-generaal, zonder blind te blijven voor bijvoorbeeld de sterke innovatieprestaties die onder meer door de Vlaamse biotech-sector worden neergezet.

“Aan bedrijfszijde blijven niettemin verschillende snelheden van innovatie merkbaar. Traditionele KMO’s hebben het wat moeilijker om op de innovatietrein te springen en de internationale trends te volgen,” luidt de analyse.

Ook de uitgaven voor Onderzoek & Ontwikkeling kunnen nog beter. Zoals bekend, legt de Lissabon-norm op dat 3% van het BBP aan innovatie dient besteed.

De laatste metingen tonen aan dat België momenteel net boven de 2% uitstijgt. Het bedrijfsaandeel stagneert.

De huidige economische toestand is niet meteen van die aard hierin verandering te brengen. Vlaanderen schakelde na de financieel-economische crisis van 2008-2009 een tandje bij.

Zo werd dit jaar nog 10 miljoen euro extra vrijgemaakt voor de financiering van bedrijfsprojecten.

De extra 14 miljoen euro die voor volgend jaar werden toegezegd, lijken aan te geven dat de inhaalbeweging wordt volgehouden.

Nichebeleid

In Vlaanderen zijn ook andere spelers actief op vlak van innovatie. Denk aan ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), Flanders Investment & Trade (FIT) of het Departement EWI (Economie Wetenschap en Innovatie.

Die spitsen zich echter respectievelijk vooral toe op kapitaalsverstrekking, het internationaal ondernemen en de coördinatie en beleidsvoorbereiding.

Het IWT is en blijft het belangrijkste agentschap voor innovatie-steunaanvragen, waarbij het agentschap zijn inspanningen vooral toespitst op een aantal niches die aan kennisopbouw en -ontwikkeling doen.

Veerle Lories: “Zowel qua mentaliteit als in aanpak vond in de voorbije jaren een duidelijke begripsverruiming rond innovatie plaats. Dat vertaalt zich misschien nog niet altijd in de gesteunde projecten. In de toekomst zal het IWT nog meer middelen vrijmaken voor niet-technologische innovatie”.

Waarmee de administrateur-generaal gezegd wil hebben dat het IWT uiteraard het ondersteunen van innovatiegerichte bedrijven als zijn “core business” blijft beschouwen.

Maar ook het ondersteunen van de ontwikkeling van kennis- en basispotentieel op langere termijn blijft een voorname prioriteit, met het verder ontplooien van het strategisch basisonderzoek (SBO) als exponent.

“Belangrijke uitdaging voor bedrijven en kennisinstellingen wordt de “war for talent”, zeg maar het rekruteren van menselijk potentieel dat bekwaam is om innovatie aan te boren,” zo nog Lories.

Het agentschap ziet voor zichzelf terzake een belangrijke rol weggelegd voor de vorming van onderzoekers via doctoraatsbeurzen. Die werden intussen systematisch uitgebreid naar de Baekeland-mandaten.

Dergelijke mandaten schakelen jonge onderzoekers in bedrijfsomgeving in om aan research & development te doen.

Momenteel zijn een vijftigtal onderzoekers binnen het kader van een vierjarig Baekeland-mandaat aan de slag.

Open innovatie

“Innovatie wordt meer en meer gepercipieerd als een mogelijke oplossing voor maatschappelijke uitdagingen allerhande. Een dergelijk systeem veronderstelt automatisch een omgeving van open innovatie. Ook al omdat andere factoren spelen. Het proeftuinproject rond elektrische voertuigen (Volt-Air, zie elders in deze editie, nvdr.) is daar een typisch voorbeeld van. Bij Volt-Air zijn zowel overheidsorganisaties, gebruikers, constructeurs als verschillende soorten organisaties betrokken. Bedrijven hebben niet langer alle vormen van kennis en ontwikkeling onder eigen dak, zodat ze tot samenwerking zijn verplicht. Meer en meer worden ze in de richting van de open innovatie gedreven. Steeds vaker gaan ze, zowel nationaal als internationaal, een beroep op de inbreng van kennisinstellingen doen,” weet Lories.

“Op vandaag zijn we beland in de fase van de integrale innovatie, zeg maar een combinatie van product-, proces- en diensteninnovatie. Daar ent zich thans een bijkomende component op, met name de arbeids- en bedrijfsorganisatie,” verduidelijkt Leo Van de Loock, directeur Bedrijfsprojecten.

Succesvolle provinciale innovatiecentra

Bedrijven kunnen uiteraard rechtstreeks voor innovatiesteun bij het IWT aankloppen. Op KMO-vlak zijn de provinciale innovatiecentra, met hun sterk regionale vertakkingen, echter uitgegroeid tot laagdrempelig front-office van het IWT.

Ze kunnen er terecht voor een eerste advies rond innovatie of voor het bespreken van een innovatieproject.

“Ook bedrijven zonder eigen R&D-capaciteit kunnen op de diensten van het IWT of de provinciale innovatiecentra een beroep doen,” weet Tania De Roeck, directeur Collectief Onderzoek en Kennisdiffusie.

“Zij zijn het directe aanspreekpunt in de onmiddellijke omgeving van bedrijven. Hun specifieke opdracht bestaat erin KMO’s te sensibiliseren voor het belang van innovatie, met inbegrip van open innovatie en onderlinge samenwerking,” wordt daaraan toegevoegd.

Ondernemingen kunnen in het licht van hun innovatieprojecten bij het IWT aankloppen voor individuele dan wel collectieve bedrijfssteun.

“Het programma Bedrijfssteun heeft een KMO-variant die laagdrempeliger is. Toch bereiken we die doelgroep nog te weinig. Momenteel voeren we een studie uit om de verschillende doelgroepen in Vlaanderen accurater in beeld te brengen en de dienstverlening meer maatspecifiek op de noden van elke groep af te stemmen. Thans maken we enkel een onderscheid tussen grote bedrijven, KMO’s en starters,” weet Veerle Lories.

In 2008 voerde het IWT een forse vereenvoudiging van zijn KMO-programma door. Dat vertaalde zich in 2009 in een sterke groei van de aanvragen en toegekende steun.

“Heel veel van die KMO-projecten worden begeleid door de regionale innovatiecentra. In 2010 lag ging het om 30%. Dit jaar is dat percentage boven de 50% uitgestegen,” stelt Leo Van de Loock.

Steeds populairder worden de collectieve onderzoeksprojecten. Die richten zich op innovatiegerichte bedrijven, die moeilijk zelf de onderzoeksinspanningen kunnen leveren.

In Vlaanderen is een brede waaier van organisaties actief die bedrijven daarin kunnen bijstaan. Denk aan hogescholen, universiteiten, collectieve kenniscentra, …

Het IWT bracht een 150-tal dergelijke organisaties samen in het Vlaams InnovatieNetwerk (VIN), waartoe ondernemingen rechtstreeks toegang hebben.

Het TETRA-programma (TEchnologieTRAnsfer) van het IWT beoogt enerzijds het verhogen van de innovatiecapaciteit bij bedrijven en andere organisaties door het omzetten van technologie en kennis naar concrete toepassingen via toepassingsgericht onderzoek, aangepaste informatie en demonstraties, anderzijds het verhogen van de kennisbasis in hogescholen en universiteiten.

Mooi voorbeeld van collectieve onderzoeksprojecten zijn de Vlaamse InnovatieSamenwerkingsverbanden (VIS), die naast de klassieke onderzoeksinstellingen, ook een beroep kunnen doen op de competentiepolen in Vlaanderen (Flanders’DRIVE, VIL, FMTC, Flanders’FOOD, Flanders’ InShape, VIM, Flanders’ Synergy en Flanders’ PlasticVision) en de collectieve centra.

“Het VIS-programma werd net hervormd. Daarbij schakelen we om van kleine individuele innovatieprojecten naar meer gegroepeerde onderzoeksinitatieven, die de bewustwordings-, onderzoeks- en kennisdiffusiefase in één enkel traject integreren,” zo nog Tania De Roeck.

Momenteel lopen in Vlaanderen met de steun van het IWT een vijftigtal collectieve onderzoeksprojecten (13 VIS-projecten, 25-tal TETRA-projecten en een 20-tal in de primaire sector). Het gaat telkens om projecten met een looptijd van twee tot vier jaar.

“Collectieve onderzoeksprojecten veronderstellen hoedanook een systeem van open innovatie. Dat beperkt zich niet noodzakelijk tot de landsgrenzen. Bedrijven die IWT-steun krijgen kunnen ook een beroep doen op kennisbronnen die in het buitenland liggen verankerd. Het IWT is wellicht één van de weinige agentschappen die innovatie steunen die toegang tot buitenlandse kennisinstellingen impliceert,” valt de administrateur-generaal in.

Overigens maakt het IWT zich op om, naast de inmiddels genoegzaam bekende open innovatie, ook meer coöperatieve innovatie aan te moedigen, geeft Van de Loock aan.

Coöperatieve innovatie is een variant van open innovatie, met dien verstande dat de samenwerking, omwille van commerciële overwegingen, tot een aantal partijen beperkt blijft.

Bedrijven hoeven niet noodzakelijk mede-initiatiefnemer te zijn om bij een collectief onderzoeksproject betrokken te raken. Dat kan ook via de gebruikersgroepen die rond die onderzoeksprojecten worden opgezet.

Tania De Roeck: “In de voorbije twintig jaar hebben een 2.500 ondernemingen op rechtstreekse bedrijfssteun van het IWT kunnen rekenen. Zo’n 3.000, vaak KMO’s, waren bij collectieve onderzoeksprojecten betrokken”.

Internationalisering steeds belangrijker

Het stimuleren van samenwerking tussen bedrijven en onderzoeksinstellingen is voor het IWT geen eenvoudige opdracht.

Samenwerking met universiteiten is vaak het moeilijkst omdat die verst van de markt verwijderd staan.

“Doorheen de jaren verschoof de focus van het IWT van het bevorderen van zuivere R&D naar de uiteindelijke valorisatie van de onderzoeksresultaten in de bedrijfswereld,” stelt Maarten Sileghem, directeur Strategisch Onderzoek en Internationalisering, vast.

Het initiatief voor strategisch onderzoek gaat doorgaans uit van de kennisinstellingen. Het IWT steunt dergelijke onderzoeken in zijn bottom-up programma’s.

Daarnaast is er ook aandacht voor strategisch onderzoek in de top-down initiatieven van de Vlaamse regering.

“Wat de competentiepolen voor het collectief onderzoek zijn, zijn de themagerichte onderzoekscentra voor strategisch onderzoek, zoals bijvoorbeeld het IBBT,” zo nog Sileghem.

Momenteel is het IWT bezig met de ontwikkeling van een project rond innovatief materiaalonderzoek.

Binnen het strategisch onderzoek situeren zich ook de Baekeland-mandaten, die doctoreren in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven (lees: in combinatie met de bestaande baan, nvdr.) mogelijk maken.

“De Baekeland-mandaten zorgen voor een unieke vorm van mobiliteit tussen de kennisinstelling en het bedrijf, alsook omgekeerd,” aldus Sileghem.

Vrij recent werd aan de Baekeland-werking een post-doctoraatsmandaat toegevoegd, waarvan de eerste lichting momenteel aan evaluatie toe is.

Voorts zet het IWT steeds meer in op het bevorderen van internationale samenwerking. Dat kan via de Bedrijfssteun (waarin buitenlandse organisaties mee kunnen participeren op voorwaarde dat ze aan de realisatie van de doelstellingen van de Vlaamse programma’s meewerken, ndvr.), maar evenzeer via internationale programma’s.

“Strategische doelstelling van het IWT is het verder uitbouwen van partnerships in grensoverschrijdende Europese projecten,” aldus Sileghem.

Dat loopt behoorlijk goed voor de Bedrijfsprojecten. Bedoeling in thans hetzelfde te doen voor de collectieve onderzoeksprojecten en het Strategisch Basisonderzoek (SBO).

Vermelden we tot slot ook de Europese Kaderprogramma’s, die onderzoeksprojecten op Europese schaal opzetten.

Voor die programma’s tekent het IWT voor de bijhorende dienstverlening en eventuele begeleiding.

In dat geval blijft het voor het agentschap een moeilijke evenwichtsoefening tussen het doorsluizen van Vlaamse KMO’s naar de Europese Kaderprogramma’s of het hen in eigen beheer aanbieden van meer laagdrempelige initiatieven.

Voor u geselecteerd

Kort de voordelen van een abonnement...

Belangrijk nieuws te delen?

Cookie voorkeuren

Deze website gebruikt cookies om je een betere bezoekerservaring te bieden. Bepaal hier welke soort cookies je toestaat.