Werkloosheidsreglementering ingrijpend gewijzigd

24/12/2012 OM 00:00 - Luc Willemijns
Placeholder

Het regeerakkoord van december 2011 kondigde reeds een hervorming van het werkloosheidsstelsel aan om werkzoekenden te helpen zich op de arbeidsmarkt te oriënteren en in te schakelen. In het licht van dit akkoord heeft de wetgever een aantal grondige wijzigingen aangebracht in de werkloosheidsreglementering. In wat volgt geven wij een kort overzicht van de nieuwe maatregelen die per 1 november 2012 in voege traden. Meer dan voorheen luidt de doelstelling: de hervatting van werk aanmoedigen.

Onlangs werden overigens nog maatregelen getroffen op het vlak van:

- anciënniteitstoeslag: deze toeslag kan sinds 1 september 2012 nog slechts worden toegekend aan volledig werklozen die 55 jaar zijn, in plaats van 50.

- activering van het zoekgedrag naar werk van de gerechtigden op inschakelingsuitkeringen: regelmatigere controles (om de zes maanden, in plaats van om de twaalf of zestien maanden) door de RVA van het zoekgedrag naar werk van de gerechtigde op een inschakelingsuitkering volgens een bepaalde procedure.

Nieuwe regels

De nieuwe regels voor het recht op werkloosheidsuitkeringen zijn enkel van toepassing op de volledig werklozen. Zij zijn niet van toepassing op de werklozen met bedrijfstoeslag, de werklozen met inschakelingsuitkeringen, de werklozen jonger dan vijftig jaar die reeds één jaar werkloos zijn en met een beroepsverleden van twintig jaar als loontrekkende, de werklozen van minstens vijftig jaar die reeds één jaar werkloos zijn en een anciënniteitstoeslag ontvangen, de werklozen met een blijvende arbeidsongeschiktheid van 33% erkend door de geneesheer aangesteld door de RVA en, ten slotte, de tijdelijke werklozen en havenarbeiders.

De nieuwe maatregelen kunnen best in drie punten worden samengevat, met name de versoepeling van de toegang tot werkloosheidsuitkeringen, hogere uitkeringen bij aanvang van de werkloosheid en makkelijkere toegang tot deze uitkeringen en de uitbreiding van het principe van geleidelijke daling van de uitkeringen bij langdurige werkloosheid.

Versoepeling toegang tot werkloosheidsuitkeringen

Om als werkloze het recht te kunnen openen op werkloosheidsuitkeringen, moet de werkloze het bewijs kunnen leveren van een bepaald aantal arbeidsdagen tijdens een bepaalde referteperiode, de zogenaamde wachttijd. Sinds 1 november 2012 wordt deze wachttijd verlengd en wordt het dus makkelijker om het recht op werkloosheidsuitkeringen te openen.

Hogere uitkeringen bij aanvang werkloosheid en makkelijker toegang

Om een daling van het inkomen in periodes van korte werkloosheid tussen twee tewerkstellingen zoveel mogelijk te beperken, wordt vanaf 1 januari 2013 het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen de eerste drie maanden verhoogd tot 65% van het (begrensd) loon, daar waar dit nu nog 60% van het (begrensd) loon is. De daaropvolgende periode van 9 maanden tijdens de eerste werkloosheidsperiode, blijft het bedrag vastgesteld op 60% van het (begrensd) loon.

Ook de toegang tot deze hogere uitkeringen bij aanvang van de werkloosheid (tijdens de eerste twaalf maanden) wordt versoepeld. Het volstaat dat men vanaf 1 november 2012 kan aantonen dat men een periode van twaalf maanden heeft gewerkt in een periode van achttien maanden in plaats van vijftien maanden.

Uitbreiding principe geleidelijke daling werkloosheidsuitkeringen

Voor werklozen die samen wonen met iemand met een ander inkomen, geldt de regel dat na verloop van een bepaalde werkloosheidsperiode, de werkloosheidsuitkering daalt tot zij uiteindelijk op forfaitaire basis wordt berekend. De nieuwe regeling breidt dit principe uit tot werklozen die alleenstaand zijn en werklozen met gezinslast.

Opgelet: voor werklozen die samen wonen met een persoon met een inkomen, is de nieuwe regeling van toepassing sinds 1 november 2012. Alleenstaande werklozen of werklozen die samen wonen met iemand zonder inkomen, kunnen pas ten vroegste vanaf maart 2013 op de forfaitaire uitkering terugvallen.

Na een eerste periode van twaalf maanden met werkloosheidsuitkeringen, vastgelegd op 65% (tijdens de eerste drie maanden) van het (begrensd) loon of 60% (de daaropvolgende negen maanden) van het (begrensd) loon, volgt een tweede periode van maximum zesendertig maanden volgens de duur van de loopbaan, waarvan de eerste twee maanden een vast gedeelte bevatten die gevolgd worden door maanden “toevoeging ingevolge beroepsverleden”. Per jaar beroepsverleden wordt er dan een schijf van twee maanden toegekend en na de eerste tien maanden toevoeging daalt het bedrag van de uitkering om de zes maanden.

Het stelsel van de dalende uitkeringen begint dus ten vroegste te lopen na veertien maanden werkloosheid. Volgens de nieuwe regeling zal ten laatste na achtenveertig maanden werkloosheid de uitkering geen rekening meer houden met het vroegere loon en op forfaitaire wijze worden vastgesteld.

De forfaitaire uitkering bedraagt:

  • 1.090,70 euro per maand voor de werkloze die samen woont met iemand zonder inkomsten;
  • 916,24 euro voor de alleenwonende werkloze;
  • 483,86 euro voor de werkloze die samen woont met iemand met een inkomen

De forfaitaire berekening van de uitkering is niet van toepassing voor:

  • de werkloze die een beroepsverleden van 20 jaar arbeid als loontrekkende bewijst;
  • de werkloze die volgens de geneesheer aangesteld door de RVA, een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid heeft van minstens 33%;
  • de werkloze met bedrijfstoeslag;
  • de werkloze die minstens 55 jaar oud is;
  • de werkloze die geen werkloosheidsuitkeringen ontvangt maar “inschakelingsuitkeringen” (uitkeringen op basis van de gevolgde studies).

Deze degressieve regeling is niet van toepassing op:

- de volledig werkloze die een opleiding tot zelfstandige volgt;

- de volledig werkloze die studies met een volledig leerplan volgt die voorbereiden op een knelpuntberoep;

- de volledig werkloze die deel uitmaakt van een doelgroep moeilijk te plaatsen werklozen of een andere kansengroep en hij als kandidaat-ondernemer een overeenkomst sluit met een activiteitencoöperatie;

- de volledig werkloze die zich in de periode van zes maanden na het aflopen van een vrijstelling omwille van één van deze drie redenen bevindt én hij zijn studie of opleiding met succes heeft afgerond;

Het dagbedrag van de werkloosheidsuitkeringen wordt voor deze categorieën van werklozen als volgt vastgesteld:

- indien de periode van vrijstelling een aanvang neemt in de eerste vergoedingsperiode, stemt het dagbedrag, vanaf de aanvang van de tweede vergoedingsperiode, overeen met het bedrag geldend voor de eerste fase van de tweede vergoedingsperiode;

- indien de periode van vrijstelling een aanvang neemt in de tweede vergoedingsperiode, stemt het dagbedrag overeen met het bedrag geldend voor de fase van de tweede vergoedingsperiode waarin de vrijstelling een aanvangt neemt.

Na de vrijstelling herneemt de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen alsof er nooit een vrijstelling plaats vond. Tevens worden de dagen waarop een werkloze een erkende beroepsopleiding of een instapstage van ten hoogste 96 dagen volgt, gelijk gesteld met arbeidsdagen voor de toekenning van werkloosheidsuitkeringen, overbruggingsuitkeringen, inschakelingsuitkeringen of jeugdvakantie-uitkeringen.

(Bovenstaande bijdrage kwam tot stand in samenwerking met Group S - Sociaal Secretariaat V.Z.W. Info: www.groupes.be).

Voor u geselecteerd

Kort de voordelen van een abonnement...

Belangrijk nieuws te delen?

Cookie voorkeuren

Deze website gebruikt cookies om je een betere bezoekerservaring te bieden. Bepaal hier welke soort cookies je toestaat.